Op de tab Bron kunnen alle benodigde bronnen voor de koppeling beheerd worden.
...
Beheren van gedefinieerde bronnen
Aan de rechterzijde van het scherm staan de gedefinieerde bronnen met achter iedere bron de volgende knoppen:
Downloaden: voor het downloaden van de informatie van deze bron.
Bewerken: voor het bewerken van de definitie van de bron.
Verversen: voor het verversen van de informatie van de bron.
Verwijderen: voor het
...
verwijderen van de bron.
Toevoegen van nieuwe bronnen
Aan de linkerzijde van het scherm kunnen bronnen toegevoegd worden. Hiervoor het toevoegen van een bron dient eerst de bron soort geselecteerd te worden. Beschikbare bron soorten zijn:
Subject Connector
...
Binnen AFAS Profit is het mogelijk om Get Connectoren aan te maken. Een Get Connector geeft een gegevensverzameling terug die je zelf kan definiëren binnen Profit. Voor meer informatie over het aanmaken van Get Connectoren in Profit is de help van AFAS te raadplegen.
Om voor een koppeling een Afas Get Connector toe te voegen ga je binnen de gewenste koppeling naar het menu item ‘Verzamelen’. In het linker paneel kan je nieuwe bronnen toevoegen, in het rechter paneel zie je welke bronnen je momenteel hebt toegevoegd aan de koppeling.
Voor het toevoegen van een bestaande Get Connector selecteer je in het linker paneel bij ‘Selecteer een App’ de optie ‘Afas Get Connector’. Vervolgens moet je aangeven van welke omgeving je de Get Connector wil gebruiken. Selecteer hier de Afas Profit omgeving in welke je de Get Connector aan hebt gemaakt. Als je de goede omgeving hebt geselecteerd zijn in de derde dropdown de Get Connectoren weergegeven die beschikbaar zijn in de geselecteerde omgeving. Kies hier voor de juiste Get Connector die je als bron wil gebruiken, en klik op Toevoegen. De Get Connector zal toegevoegd worden aan de lijst met bronnen in het rechter paneel.
Om te controleren of de Get Connector de juiste data bevat kan je in het rechter paneel kiezen om de dataset te downloaden. Klik op de knop voor ‘Downloaden' en kies het bestandsformaat waarin je de data wil downloaden. Open het gedownloade bestand en controleer of deze de juiste data bevat.
...
Component
...
GetHttpRequest
Het is ook mogelijk om een externe service aan te roepen door middel van een GetHttpRequest. Selecteer hiervoor de optie GetHttpRequest in het linker paneel.
Voer hier als eerste stap een logische en beschrijvende naam in voor de request, waaruit het duidelijk wordt welke data er wordt opgehaald. Vervolgens geef je aan wat de methode voor de request is. Dit kan GET, POST of PUT zijn.
In het URL veld voer je de url in voor de request dat je uit wil voeren. Wanneer je op het invoerveld voor de url klikt opent een popup, hier kan je tussen quotes (““) de url voor je request invoeren.
In de volgende stap kan je headers toevoegen aan je request. Vaak heeft een request een vorm van authorization nodig, deze headers kan je hier invoeren. Wanneer je op de velden voor Key of Value klikt zal er een popup openen waar de waarde ingevuld kan worden. Ook hier dient de waarde tussen quotes ingevuld te worden.
Daarnaast kan je nog een body of een JSON schema toevoegen aan je request.
In alle invoervelden is het ook mogelijk om waarden uit parameters te gebruiken. Hierdoor kan je bijvoorbeeld een url of toegangstoken in de paramters specificeren, zodat je op meerdere plekken makkelijk kan wisselen.
Als je de request helemaal opgebouwd hebt klik je op ‘Toevoegen’. Als alles correct is zal de request verschijnen in het rechter paneel. Ook hier kan je weer de data downloaden om te controleren of alles goed is gegaan. Als er een fout optreedt zal de request niet in het rechter paneel verschijnen. Dit is het teken dat er iets nog niet goed gaat in de request.
...
Soap request
Het is ook mogelijk om een SOAP request uit te voeren. Hiervoor kies je bij het veld ResultType voor SOAP/XML.
Selecteer POST als methode voor de request. Voer in het veld URL de url in waar naartoe je je request wil uitvoeren. Let erop dat je de waarde van de url tussen quotes zet.
Voor de body voer je de body in die je mee wil sturen met je request. Het is belangrijk dat je je body als variabele definieert. Dit doe je op de volgende manier:
Code Block | ||
---|---|---|
| ||
var = "<soapenv:Envelope xmlns:soapenv='http://schemas.xmlsoap.org/soap/envelope/' xmlns:hol='http://www.holidaywebservice.com/HolidayService_v2/'>
<soapenv:Header/>
<soapenv:Body>
<hol:GetCountriesAvailable/>
<Filter>
<mil:continent></mil:continent>
</Filter>
</soapenv:Body>
</soapenv:Envelope>"
var |
Je begint de body met var = ““. Tussen de quotes komt de body van je request te staan. Let op dat in de body ook quotes kunnen voorkomen, bijvoorbeeld bij een url. Zorg ervoor dat de quotes in je body niet dezelfde quotes zijn als de quotes die om je body heen staan. Als er rondom de body dubbele quotes (“ “) gebruikt worden, gebruik dan in je body enkele quotes (' '). Omgekeerd geldt hetzelfde, gebruik dubbele quotes in de body als er rondom de body enkele quotes gebruikt worden.
De headers kan je op dezelfde manier toevoegen als bij een normaal request.
Als je een body mee wil sturen dien je ook de regel ‘XML Selecteer path’ in te vullen. Hiervoor geldt meestal de waarde ‘{http://schemas.xmlsoap.org/soap/envelope/}Body’. Let erop dat je de quotes om de waarde ook invoert in het invoerveld.
...