Skip to end of banner
Go to start of banner

Bouwblok bewerken

Skip to end of metadata
Go to start of metadata

You are viewing an old version of this page. View the current version.

Compare with Current View Page History

« Previous Version 4 Next »

Wanneer je een bouwblok op het canvas gesleept hebt kan je het gaan bewerken. Klik op het blok in het canvas om deze te bewerken.

Per type bouwblok zal het scherm om te bewerken er anders uitzien.

Afas Profit ophalen

Geef een naam en omschrijving op voor het component.

Wanneer er geen naam ingevuld wordt zal standaard de naam van het type applicatie plus de actie gebruikt worden, in dit geval ‘Afas Profit Ophalen’. Wanneer er meerdere bouwblokken van hetzelfde type zijn in een koppeling zonder dat je daar zelf een naam aan geeft zullen deze automatisch genummerd worden om onderscheid te maken.

Vervolgens dient onder Algemeen de applicatie en Get connector geselecteerd te worden. Wanneer er in het veld voor Afas Profit omgeving geklikt wordt verschijnt een lijst met alle Afas applicaties die je hebt vastgelegd onder applicaties.

Vervolgens selecteer je in het veld 'GetConnector naam' de gewenste get connector. Ook hier verschijnt een lijst met alle get connectors die beschikbaar zijn binnen de vastgelegde applicatie.

Aantal regels per keer ophalen

Er is ook nog de optie om het aantal regels dat in één keer opgehaald wordt in te stellen. Met ‘Alles in 1 keer ophalen’ worden alle regels uit de get connector in één keer opgehaald. Let wel op wanneer er veel regels in de get connector zitten, daarbij zou je mogelijk tegen de limiet van Afas aan kunnen lopen.

Wanneer dit gebeurt kan de setting ‘In setjes ophalen’ gebruikt worden. Stel hier bijvoorbeeld in dat de data in setjes van 1000 regels op te halen om ervoor te zorgen dat Afas hier geen foutmeldingen op geeft.

Filters

Ook is het hier mogelijk om direct filters in te stellen op de get connector. Klik op de knop ‘+ Filter groep’ om een nieuwe filtergroep aan te maken, en maak hier vervolgens een nieuw filter aan.

Een filter bestaat meestal uit drie onderdelen: het veld waar op gefilterd wordt, de vergelijkingswaarde , en de waarde waarop vergeleken moet worden.

Bij het veld waarop gefilterd wordt zie je een lijst met alle velden uit de eerder geselecteerde get connector:

Selecteer vervolgens een vergelijkingswaarde, dit is de waarde die toegepast wordt. Klik op het veld om de volledige lijst te zien.

Binnen een filter kan je in het veld ‘Waarde’ een waarde invullen waar het filter aan moet voldoen. Ook is het mogelijk om een berekening op te geven in plaats van een harde waarde. Wanneer je dit wil, selecteer dan <> aan het einde van de regel.

Er verschijnt een popup waar je de berekening op kan geven. Let op dat de waarde altijd tussen enkele of dubbele quotes moet staan.

Het is mogelijk om meerdere filters binnen een filtergroep aan te maken, in dit geval zal het filter fungeren als een ‘EN’ filter, waarbij de regels aan alle voorwaarden moeten voldoen om door te komen.

Wanneer je meerdere filtergroepen aanmaakt fungeren deze als ‘OF’ filter.

Versturen applicatie met metadata (toevoegen, bijwerken of verwijderen)

Volgende informatie geldt voor alle typen API applicaties waarvan metadata is vastgelegd.

Dit is het bouwblok om iets te versturen naar Afas. Dit kan toevoegen, bijwerken of verwijderen zijn. De schermen kunnen iets verschillen van dit voorbeeld, maar zijn nagenoeg gelijk aan elkaar.

Het versturen van data naar Afas is globaal in een aantal stappen op te delen (zie afbeelding hieronder):

  • Afas omgeving selecteren (1)

  • Update connector selecteren (2)

  • Hoofdregels selecteren (3)

  • Velden koppelen

Bij onderdeel 1 dient een Afas omgeving geselecteerd te worden waar de data naartoe verstuurd moet worden. Wanneer er op de input geklikt wordt verschijnt een lijst met alle Afas applicaties die vastliggen binnen de omgeving.

Vervolgens dient een update connector geselecteerd te worden (2).

Wanneer dit gedaan is kunnen de hoofdregels geselecteerd worden. Dit zijn de regels die uiteindelijk naar Afas verstuurd gaan worden. De hoofdregels zijn altijd het resultaat van een eerder component in de flow.

Wanneer de hoofdregels geselecteerd zijn verschijnt de structuur van de geselecteerde update connector, evenals de beschikbare velden die hieraan gekoppeld kunnen worden.

Vervolgens kunnen de verschillende niveaus binnen de update connector geopend worden om velden te koppelen. Een veld koppel je eenvoudig door een lijn te trekken tussen de hoofdregels (links) en de velden uit de dataset (rechts).

Wanneer je met je muis over de velden uit de update connector heen gaat en stil blijft staan op een blokje verschijnt er extra informatie over het onderdeel. Dit is informatie die Afas meegeeft, met bijvoorbeeld of een veld verplicht is of welke waardes het veld kan hebben.

Meestal zullen de regels uit één bron of dataset verstuurd worden naar Afas. Het is echter ook mogelijk om data vanuit verschillende datasets of bronnen te versturen naar Afas, en een relatie te leggen tussen die verschillende datasets. Wanneer dit gewenst is, selecteer je op het niveau waar dit voor geldt een andere dataset onder ‘Regels voor deze laag’. Wanneer je dat gedaan hebt zal er een extra knop verschijnen om een relatie te leggen tussen de datasets. Als deze relatie gelegd is zal je in het linker gedeelte van het scherm de velden uit beide datasets zien om te koppelen.

Versturen applicatie zonder metadata

Wanneer er metadata is vastgelegd voor een applicatie is het simpel lijntjes trekken tussen de velden uit de dataset en de applicatie waar de data naartoe verstuurd moet worden. Wanneer er geen metadata beschikbaar is dien je zelf de body van het te versturen request samen te stellen.

Wanneer je data wil versturen zonder dat hiervoor metadata vastgelegd is, is het alsnog benodigd om deze aan te maken als applicatie. Het is niet mogelijk om in een U-Turn Studio koppeling volledig zelf je request samen te stellen zonder deze als applicatie vast te leggen.

Selecteer onder ‘Algemeen’ naar welke applicatie de data verstuurd moet worden. Vervolgens vul je de URL aan met een specifiek endpoint, en stel je de methode in. Eventuele headers kunnen hier ook toegevoegd worden.

Vervolgens selecteer je de hoofdregels die verstuurd moeten worden. Zet hierna de schuif ‘Handmatig samenstellen’ aan om de body op te bouwen.

Wanneer dit gedaan is klik je op ‘Toevoegen niveau’ om een niveau aan de body toe te voegen. Vervolgens kan met ‘Toevoegen veld’ de gewenste velden toegevoegd worden. Geef het veld de naam die de documentatie voorschrijft en koppel deze aan een veld uit de dataset.

Geef vervolgens het result type op. Wanneer dit gedaan is is alle minimale informatie aanwezig om een data te versturen naar een HTTP applicatie zonder metadata.

  • No labels